Oorsprong
De tamme kastanje is inheems in Zuid-Europa, Noord-Afrika en West-Azië. Daar groeit hij in mediterrane eikenbossen in gebieden met warme zomers en zachte winters, meestal op silicaathoudend gesteente. Ten noorden van de Alpen is het een oude cultuurplant en vaak verwilderd.
Men heeft altijd verondersteld dat de Romeinen de tamme kastanje naar Noord-Europa gebracht hebben. Volgens nieuwe onderzoekingen groeide hij daar al tijdens het late ijzertijdperk rond 200 voor Christus. Waarschijnlijk hebben de Kelten de lekkere vruchten meegenomen en voor verspreiding gezorgd. Dat lukte vooral in de warmere gebieden van het Rijndal. Later gingen de Romeinen de tamme kastanje steeds vaker verbouwen om hun legioenen van voedsel te voorzien. In middeleeuwse kloostertuinen werd hij doelgericht aangeplant.
In Zuid-Engeland staan heel grote exemplaren. In Noord-Amerika zijn de aaneengesloten bossen van de Amerikaanse tamme kastanje (Castanea dendata) door de kastanjepest voor het grootste deel verdwenen. Bij ons vind je tamme kastanjebomen in het bos, in parken en langs oude oprijlanen. Na een warme zomer kunnen wij de vruchten oprapen, maar meestal zitten in de bolsters slechts ongevulde hulsjes.
Geschiedenis
Zijn naam heeft de tamme kastanje waarschijnlijk te danken aan de Griekse stad Kastanéia in Pontus, een historische landstreek aan de kust van het Zwarte Meer, waar men hem op grote schaal cultiveerde. De Romeinen veranderden zijn naam in Castanea. Het woord sativa betekent gecultiveerd, nuttig of verzadigend.
Kenmerken
De tamme kastanje is gemakkelijk herkenbaar aan de lange, grof gezaagde bladeren. Men noemt dit ook lancetvormige bladeren. Deze zijn glanzend donkergroen aan de bovenzijde. De onderzijde is ietsje lichter.
Na het uitlopen van de bladeren verschijnen de hoofdjesjachtige mannelijke bloemen die als een parelsnoer aan rechtopstaande, lange katjes zitten.
De vrouwelijke bloemen bevinden zich aan de basis van de katjes, omgeven door een groene, schubachtig bebladerde vruchtbeker. Kevertjes, vliegen en bijen zijn de bestuivers van de tamme kastanje. Van de mannelijke bloemen gaat een geur uit die kevers aanlokt, en op de stempel bevindt zich een zoetsmakend druppeltje nectar. Aan de rijpe vrucht blijft vaak de mannelijke, aarvormige bloeiwijze zitten.
De vruchten zijn leerachtige, glanzend bruine nootjes. Meestal zitten er drie bijeen in een geelbruine, gestakelde vrij grote vruchtbeker (cupola). Deze openen zich met 4 kleppen. De stekels zijn een soort afweerwapen tegen de voortijdige aanval door vogels en eekhoorns in de volkstuin of moestuin.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.