Heel belangrijk bij het plannen van de tuinindeling is de groenten steeds van plaats te laten wisselen. Dat betekent dat je ieder jaar de groenten op een andere plaats gaat kweken.
Een makkelijke werkwijze is de tuin in 4 of 5 vakken te verdelen. Ieder jaar ga je vervolgens 1 vak opschuiven met je groenten.
Het tuinontwerp kan dan zijn:
- 1 vak voor aardappelen of als u daarvoor kiest vruchtgroenten zoals aardbeien of tomaten en komkommer;
- 1 vak voor sperziebonen, peulen, kapucijners
- 1 vak voor koolplanten ( die u zelf lekker vindt );
- 1 vak voor sla, andijvie etc. of 1 vak met uien en wortelen
Per vak wordt de tuin weer ingedeeld in aparte stukken, de zogeheten bedden. Reken voor de bedden een breedte van maximaal 1,5 meter en laat tussen de bedden een “looppad” van 40 – 50 cm.
Uiteraard loopt u enkel en alleen op de paden, de grond op de bedden moet zo los mogelijk blijven.
De reden om de steeds van plek te wisselen met het kweken van groente is het tegengaan van ziekten en het vermijden van remstoffen.
Als de planten steeds op dezelfde plaats staan dan worden zij steeds gevoeliger voor allerlei plagen. Verder produceren planten bepaalde remstoffen, die stoffen remmen de eigen groei. Zeker als zij op steeds dezelfde plek staan.
Nog een tip: sommige soorten hebben er baat bij als zij door een andere groente worden opgevolgd:
- uien na aardappelen of tuinbonen;
- bieten na kolen en omgekeerd;
- wortelen na boerenkool en spruitkool.
Wortelen kweken na aardappelen zou je juist niet moeten doen.